Blog | Bekostiging digitale geestelijke gezondheidszorg 2020
15-07-2019
Onlangs heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de ‘Wegwijzer bekostiging digitale zorg 2020’ gepubliceerd. De NZa heeft de regels voor digitale zorg verruimd, al geldt dat in mindere mate voor digitale geestelijke gezondheidszorg. Toch is het zinvol om eens in kaart te brengen wat er allemaal mogelijk is, want de regelgeving rondom e-mental health biedt volop kansen.
Allereerst is het misschien interessant om te melden dat de NZa een nieuwe definitie van e-health hanteert, zoals voorgesteld door Nictiz: “E-health is de toepassing van zowel digitale informatie als communicatie om de gezondheid en gezondheidszorg te ondersteunen en/of te verbeteren.”
In het algemeen geldt dat als bestaande, reeds verzekerde zorg in een e-healthvorm wordt aangeboden, deze zorg verzekerde zorg blijft als de samenstelling en de effectiviteit ervan niet wezenlijk wijzigen ten opzichte van de oorspronkelijke zorg. Een zorgaanbieder kan zorg alleen bij de patiënt of diens verzekeraar declareren als hij daarvoor een zelfstandige rechtsgrond heeft: de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Een zorgaanbieder die zorg wil declareren moet daadwerkelijk bij de behandeling betrokken zijn. Deze behandelrelatie hoeft niet perse face-to-face tot stand te komen, maar kan ook (via zorg) op afstand ontstaan, bijvoorbeeld via beeldbellen of e-mail.
Huisartsenzorg
De bekostiging van digitale geestelijke gezondheidszorg, oftewel e-mental health, is in de huisartspraktijk goed geregeld. Gewerkte uren worden vergoed door een combinatie van inschrijftarief en consultatietarief. De opslag op het inschrijftarief voor de poh-ggz kan onder andere aangewend worden om de kosten van het e-health platform te betalen. Vanaf 2019 geldt bovendien, dat wanneer een consult op afstand, bijvoorbeeld via e-mail, zowel inhoudelijk als qua tijdsbesteding vergelijkbaar is met een face-to-face consult, de declaratietitel van het reguliere consult gebruikt mag worden. Het gebruikte communicatiemiddel (face-to-face, telefoon, e-mail, et cetera) doet er niet meer toe. Verder biedt de NZa nog ruimte aan zorgverzekeraars en huisartsen om aanvullende afspraken te maken om e-health toepassingen te bekostigen of de inzet van e-health te belonen.
Geestelijke gezondheidszorg
De basis-ggz biedt de beste mogelijkheden om digitale zorg op een rendabele manier in te zetten, aangezien de hoogte van de vergoeding wordt gebaseerd op de zorgvraagzwaarte en niet op de behandeluren. Het loont dus om gebruik te maken van e-mental health als dat leidt tot tijdsbesparing binnen de behandeling. De (financiële) ruimte die hierdoor ontstaat kan worden gebruikt om de e-health toepassingen te betalen en te investeren in meer kennis op het gebied van e-mental health. Het substitueren van face-to-face contact naar digitale zorg vereist dat er wordt nagedacht over nieuwe zorgprocessen, waarbij e-mental health niet slechts aanvullend wordt ingezet.
Binnen de gespecialiseerde ggz vindt bekostiging plaats op basis van DBC’s, hetgeen neerkomt op tijdschrijven. Het contact mag op elke manier plaatsvinden, net als binnen de huisartsenzorg. De kosten van e-health toepassingen worden echter niet vergoed, evenals investeringen om optimaal gebruik te maken van e-mental health. Instellingen kunnen met zorgverzekeraars aanvullende afspraken maken over de inzet van e-mental health, maar dat gebeurt in de praktijk onvoldoende. Als er geen aparte afspraken zijn gemaakt dan leidt de inzet van e-mental health binnen de gespecialiseerde ggz tot extra kosten, waar geen extra inkomsten tegenover staan. Sterker nog, investeren in e-mental health kan leiden tot inkomstenderving. Verzekeraars gaan er ten onrechte van uit dat zorgverleners deze kosten/gederfde inkomsten voor eigen rekening kunnen en willen nemen, maar vaak is daar simpelweg geen ruimte voor. Ik denk dan ook dat de bal in dit geval bij de verzekeraars ligt. Zowel voor de basis-ggz als de gespecialiseerde ggz biedt de NZa de mogelijkheid voor max-maxtarieven. Bij een max-maxtarief is er sprake van aanvullende tariefruimte (maximaal 10%) bovenop het standaard maximumtarief van de NZa. Binnen deze ruimte kunnen zorgaanbieder en verzekeraar afspraken maken om de inzet van digitale zorg te stimuleren (in de praktijk geldt dat verzekeraars vaak eigen maximumtarieven hanteren, die onder de maximum NZa tarieven liggen). Het zou goed zijn als zorgverzekeraars meer gebruik maken van de mogelijkheden om zorgverleners financieel te compenseren voor de inzet van digitale zorg. Tegelijkertijd mogen zij dan ook meer eisen stellen aan de efficiëntie- en kwaliteitsverbetering die e-health moet opleveren.
Onbekend maakt onbemind
Waar nog veel winst te behalen is, is op het gebied van scholing. Onbekend maakt onbemind en het ontbreekt veel zorgverleners nog aan kennis en kunde om effectief gebruik te maken van e-mental health. Scholing kost echter geld en dan gaat het dan niet alleen om de kosten van de scholing zelf, maar vooral om de gederfde inkomsten als gevolg van het productieverlies. De VIPP GGZ-regeling biedt hier (gedeeltelijk) een oplossing, althans voor instellingen die zich voor deze subsidie hebben ingeschreven. Vrijgevestigden komen niet voor de regeling in aanmerking, hetgeen ik een gemiste kans vind. De VIPP GGZ regeling is onder andere bedoeld om maatregelen te bekostigen waarmee de inzet van e-health binnen instellingen wordt vergroot. Er wordt niet bepaald waaraan de subsidie moet worden besteed, maar wel welk resultaat het moet opleveren (onder andere het percentage patiënten waarbij e-health is ingezet). Dit biedt instellingen de ruimte om bijvoorbeeld de kosten van en inkomstenderving door e-mental health (deels) te compenseren.
Het zorgprestatiemodel zal in 2022 een hoop veranderen en dat biedt mogelijk weer nieuwe kansen en mogelijkheden. Voor 2020 biedt de huidige regelgeving ook voldoende mogelijkheden om de inzet van digitale zorg naar een hoger plan te tillen.
Marco Essed
Algemeen directeur Embloom
Marco Essed
Marco Essed is algemeen directeur en oprichter van Embloom. Voordat hij met Embloom begon was hij werkzaam binnen de directie van Lionarons GGZ in Heerlen. Hier maakte hij kennis met de mogelijkheden van ICT in de zorg. In eerste instantie wilde Marco met Embloom het verwijsproces van patiënten verbeteren, maar al snel bleek er interesse voor meer mogelijkheden van het systeem. Inmiddels is het Embloom Platform één van de meest gebruikte systemen voor diagnostiek en behandeling in Nederland. Embloom is daarnaast actief in België, Duitsland en Engeland.