Veelgestelde vragen over de HoNOS+

28-07-2021 (update 11-03-2022)

We ontvangen veel vragen over de HoNOS+ en hebben daarom hieronder een aantal veelgestelde vragen over dit onderwerp beantwoord.

Waar kan ik de HoNOS+ vinden?
We hebben een gratis versie van de HoNOS+ ontwikkeld, die je kunt inzetten via www.honosplus.nl. De HoNOS+ is los van het Embloom platform ontwikkeld, om de functionaliteiten naadloos aan te laten sluiten bij de beoogde werking van de tool.

Wat is zorgvraagtypering?
De HoNOS+ is geen gewone vragenlijst die op basis van bepaalde antwoorden scores genereert. De HoNOS+ is een dynamische tool die op basis van de input een advies geeft over de mate waarin bepaalde zorgvraagtypes (waarschijnlijk) van toepassing zijn op de zorgvraag van de patiënt. Zorgvraagtypering is een middel om de (werkelijke) zorgbehoefte transparant te maken. Het helpt een verband te leggen tussen zorgvraag en inzet van zorg. Daarbij kan het gaan over zorgzwaarte, maar bijvoorbeeld ook over de kans op herstel of op stabiliteit, terugval of recidive. Bij een beter inzicht in werkelijke zorgbehoefte kan voor groepen van patiënten worden voorspeld welke inzet van zorg naar verwachting nodig is. Zorgvraagtypering is geen vervanging voor diagnostiek. Zorgvraagtypering maakt onder andere afspraken mogelijk tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders over wat voor specifieke patiëntengroepen een reële vergoeding is, gegeven de voor die groep gepaste zorg. Het vergroot ook de klinische herkenbaarheid van de zorg die nodig is bij een bepaalde zorgvraag van patiënten, door een gezamenlijk begrippenkader te creëren.

Indeling zorgvraagtypering ggz

Hoe werkt de HoNOS+ inhoudelijk gezien?
De originele versie van de HoNOS betreft een observatievragenlijst, die wordt ingevuld door de behandelaar. De uitkomst geeft weer hoe het geestelijk en sociaal functioneren van een patiënt op een bepaald moment is. Dat geldt ook voor de HoNOS+, alleen dient de HoNOS+ binnen het zorgprestatiemodel nog een ander doel, namelijk het bepalen van de zorgvraag van de patiënt, uitgedrukt in een zorgvraagtype.

De HoNOS+ is dus gebaseerd op de HoNOS, waarbij enkele vragen zijn toegevoegd (vandaar de +). De eerste twaalf vragen in de vragenlijst zijn HoNOS vragen. De laatste zeven vragen (vraag 13, A t/m E en Q) zijn op basis van onderzoek toegevoegd aan de zorgvraagtypering binnen het zorgprestatiemodel. De vragen 1 t/m 13 hebben betrekking op de ernst van de problemen van de patiënt tijdens de twee weken voorafgaand aan het invullen van de vragenlijst. Het gaat daarbij om gedragsproblemen, beperkingen, symptomen en sociale problemen. De vragen A t/m E en Q hebben betrekking op problemen vanuit een ‘historisch’ perspectief. Deze vragen brengen problemen in kaart die optreden op episodische of onvoorspelbare manieren. Scoring vindt plaats op basis van het klinische oordeel over de kans dat er nog steeds zorgen zijn rondom deze problematiek die niet genegeerd kunnen worden.

De regiebehandelaar dient te beoordelen of er sprake is van:

  1. Hyperactief, agressief, destructief of geagiteerd gedrag;
  2. Opzettelijke zelfverwonding (suïcidepogingen, gedachten over suïcide, automutilatie);
  3. Problematisch alcohol- of drugsgebruik;
  4. Cognitieve problemen;
  5. Lichamelijke problemen of handicaps;
  6. Problemen als gevolg van hallucinaties en waanvoorstellingen;
  7. Problemen met depressieve stemming;
  8. Overige psychische en gedragsproblemen (Fobie, Angst, Obsessief Compulsief, Reacties tot stressvolle situaties of trauma’s, Dissociatief, Somatoform, Eetproblemen, Slaapproblemen, Seksuele problemen, Verslaving, Overig);
  9. Problemen met relaties;
  10. Problemen met algemene dagelijks levensverrichtingen (ADL);
  11. Problemen met woonomstandigheden;
  12. Mogelijkheden voor het gebruiken en verbeteren van vaardigheden: beroepsmatig en vrije tijd;
  13. Sterke onredelijke gedachten, niet psychotisch in origine.

Vervolgens moeten gebeurtenissen worden gewaardeerd die zich op een episode of onvoorspelbare manier uiten:

A. Geagiteerd gedrag/expansieve stemming dat het sociaal functioneren verstoort;
B. Herhaaldelijke zelfverwonding bedoeld om mensen, stressvolle situaties of emoties te beïnvloeden of om zichzelf te verminken;
C. Mogelijke of daadwerkelijke gevolgen van de psychische aandoening of het gedrag voor de veiligheid en welzijn van kinderen en andere kwetsbare mensen;
D. Motivatie, ziekte-inzicht, acceptatie van zorg en het vermogen om een verbinding aan te gaan met zorgpersoneel;
E. Onvermogen om zichzelf te beschermen tegen risico op schade aan de gezondheid, veiligheid of welzijn;
Q. Problematisch alcohol- of drugsgebruik (anders dan eerder benoemd).

De HoNOS+ leent zich, net als de gewone HoNOS, goed voor ROM. Door de zorgvraag op meerdere momenten tijdens het behandeltraject te typeren, kan worden besloten om de zorg op- of af te schalen.

Hoe werkt de HoNOS+ functioneel gezien?
De HoNOS+ is een complex instrument, maar kort samengevat werkt het als volgt. Allereerst moet de regiebehandelaar een keuze maken of er sprake is van fz of ggz. Is er sprake van fz dan volgen 3 vragen over recidiverisico, ernst van delictgedrag en responsiviteitsproblemen. Hier rolt vervolgens een zorgvraagtypering uit voor de fz. De HoNOS+-vragenlijst hoeft dan niet ingevuld te worden.

Is er sprake van ggz, dan moet eerst een keuze worden gemaakt uit één van de drie superclusters (geen sprake van psychotische symptomen/wanen, wel sprake van psychotische symptomen/wanen, sprake van cognitieve stoornissen). Vervolgens kan de regiebehandelaar een keuze maken of hij de basisversie of alternatieve HoNOS+ wil invullen. Er zijn dus 2 mogelijkheden. Wordt er gekozen voor de basisversie, dan moeten alle 19 vragen worden ingevuld. De uitkomst is een zorgvraagtype-advies, uitgedrukt in een percentage van de kans dat een bepaald zorgvraagtype matcht bij de betreffende zorgvraag, binnen het gekozen supercluster. Stel, je hebt gekozen voor supercluster X dan is een mogelijke uitkomst: 40% kans op zorgvraagtype 1, 15% kans op zorgvraagtype 2, 9% kans op zorgvraagtype 3, enz. De regiebehandelaar kiest vervolgens het zorgvraagtype, waarbij kan worden afgeweken van het advies.

Als er wordt gekozen voor de alternatieve versie, dan worden de vragen bepaald op basis van het gekozen supercluster en de antwoorden op voorgaande vragen. De alternatieve versie is adaptief en werkt volgens een bepaald algoritme, waardoor in principe niet alle 19 vragen ingevuld moeten worden, voordat een zorgvraagtype-advies wordt gegeven. Als op basis van de ingevulde antwoorden echter geen zorgvraagtype-advies kan worden gegeven of er is sprake van een steekproef (in 5% van de gevallen), dan worden alsnog alle resterende HoNOS+ vragen gesteld. Het zorgvraagtype-advies bij de alternatieve versie zal slechts één zorgvraagtype bevatten. De regiebehandelaar mag ook hier afwijken van het advies.

Kan de TeleScreen ondersteunen bij het invullen van de HoNOS+?
Hoewel de HoNOS+-vragenlijst relatief kort is, heb je als regiebehandelaar veel informatie nodig over de problemen van en rond de patiënt. De TeleScreen kan ondersteuning bieden bij het invullen van de HoNOS+. Anders dan de HoNOS+ is de TeleScreen een zelfrapportage vragenlijst, waarin veel van de HoNOS+-vragen aan de orde komen. Heb je een TeleScreen afgenomen, dan is het invullen van de HoNOS+ een stuk eenvoudiger.